Archive for the 'Lettertjes en woordjes' Category

Dolf

maandag, november 5th, 2007

Terwijl hij daar zat, warme chocomelk met een broodje, kwam een grote man aangelopen. Een mooie man. Charmant. Kaal, goed gebouwd. Alleen. Strak in een maatpak, een prachtig hemd met een onberispelijk geknoopte das. De man ging aan het tafeltje naast hem zitten met een koffie en draaide zich om. “Mag ik je wat vragen?”. Natuurlijk mocht dat.
Wat kwam verraste hem echter. Tikte in achter de linies ondanks een zorguldig gecultiveerd wantrouwen tegen mensen die met dit soort zinnen een gesprek begonnen. “Ik zag je net op de afdeling, waarvoor ben jij hier?”. Persoonlijk, te persoonlijk in 1 keer. Alle ankers gingen uit, wat een vraag! Hij gaf geen antwoord terwijl hij zich herstelde. Waarom wilde die man dat weten, wie was hij?

Hij vroeg de man aan zijn tafel, stelde zich voor. IJsbreken. Dolf. Dolf draaide zijn stoel en vertelde. 20 jaar, laatste controle, eindelijk. Dolf was blij, Dolf was vrij! Hij luisterde naar die charmante man die zijn verhaal vertelde. Die vertelde dat er een toekomst was. Hij luisterde en keek, voelde zich vreemd, maar of het jaloezie was?

Het afscheid was al net zo raar. Ploef! Alsof het vreemde gesprek in lucht op ging terwijl er zoveel nog bleef hangen. Magisch? Dolf was weg. Verdwaasd vroeg hij zich af wat hem was overkomen. Overrompelt en totaal uit zijn evenwicht. Hij dronk zijn chocomelk op en wist dat dit hem nog dagen zou achtervolgen tot het een plekje had.

Het is een jaar later. Hij zit er aan een tafeltje en eet een broodje. Kijkt rond terwijl hij denkt aan die ontmoeting. Aan dat geluk, aan dat stralen, aan die toekomst. Aan die vreemde ontmoeting, die nu nog steeds geen plekje heeft. Ergens hoopt hij dat er een grote charmante kale man aan komt lopen die komt vertellen dat het nog steeds goed met hem gaat. Maar hij weet ook: als het goed gaat zie je Dolf hier niet.

Running
(c) Xan

Boodschappen

vrijdag, augustus 3rd, 2007

Ze was hem in de supermarkt tegen gekomen. Kende hem nog van vroeger. Een veertiger was het nu, zij ook. Hij was lang, goed gebouwd. Mooie spijkerbroek en een merkpolo. Geen buikje te zien. Gel in zijn haar. Bronzen stem. Ze hadden gepraat over toen en nu, even snel, tussen de chips en de fruitsappen. Even was ze haar man en kind vergeten…

Bij de kassa stond ze in de rij tegenover de kassa waar hij afrekende. Terwijl ze haar man hielp met het inpakken van de boodschappen zag ze hoe hij betaalde. Briefje van 100 euro. Zo’n groene. Die zag je niet veel. Uit zijn portemonnee kwamen nog meer groene hoekjes. Nog een keer “tot ziens” en hij was weg. Haar man stond de bon na te kijken. ‘Zag je dat?’, vroeg ze. ‘Hij doet het blijkbaar goed want hij betaalde met honderd euro en in zijn portemonnee zaten nog meer van die briefjes….’.

Haar man keek op van de bon. Keek haar aan. Knikte. Ja, hij had het gezien…

Alles.

Klaquenes

woensdag, augustus 1st, 2007

De volgende samenvatting is gemaakt aan de hand van de ‘Intergalactische Planetengids’, 15e druk gepubliceerd in 3045. Een standaardwerk dat op geen enkel schip mag ontbreken. (Volgens de uitgever dan)

Klaquenes

Planeettype: Terra

Klasse: A1 (Direct bewoonbaar)

Geschiedenis:

2092 – Het exploratieschip ‘Biannual Par I’, eigendom van de GenMan-company ontdekt de kleine planeet. Bij nadere inspectie blijkt de planeet een klasse A1 te zijn. Direct bewoonbaar, geen intelligentere levensvorm aanwezig. De gezagvoerder van het schip, de van afstamming Nederlandse kapitein Tokkie claimt de planeet voor de GenMan-company en mag haar een naam geven. Geheel trouw aan de traditie van de Nederlanders om hun huizen, boten en andere grotere bezittingen te vernoemen met behulp van de eerste letters van de namen van kinderen en/of kleinkinderen doopt hij de planeet ‘Klaquenes’.
De GenMan-company onthief, ondanks de spectaculaire en profijtelijke vondst, de goede man direct uit functie. ‘GenMan’ was volgens de directie een betere naam geweest. Helaas voor het bedrijf was de naam al wettelijk vastgelegd en dat was dat.

Wel blij met de naam was de eigenaar van GenMan, Prof. Dr. Valkstrom. Hij vond ‘Klaquenes’ een mooie exotische naam die wel bij zijn toekomstplannen paste. Valkstrom was een briljante doch ietwat perverte geest die zijn bedrijf had zien groeien tijdens de ‘Eerste Koloniale’. Een opstand van gekolonialiseerde planeten tegen het centrale bestuur op Aarde waarbij de Aarde werd verweten deze planeten te ontdoen van hun grondstoffen voor eigen gebruik zonder rekening te houden met de belangen van de plaatselijke kolonisten. Valkstrom ontwierp, door middel van genetische manipulatie en kloontechnieken, soldaten voor ‘Earth Defense’. ED was een bedrijf ingehuurd door de Centrale Regering en verdiende goed aan het onderdrukken van de opstand. Genman dus ook.

Na de verkoop van GenMan, waarbij hij het eigenaarschap van ‘Klaquenes’ bedong, begon Valkstorm aan het ontwerpen van een prototype wezen dat aan alle sexuele verlangens van een mens kon voldoen. Nooit hoofdpijn, nooit falende bloeddruk. Het perfecte speeltje op maat voor wie het kon betalen. Het ontwerp van deze wezens en de latere productie ervan vond en vind nog immer plaats op Klaquenes. De planeet werd al snel een soort van voorraadkamer van Valkstrom. Al snel werden de wezens vernoemd naar de planeet waar ze vandaan kwamen: Klaquenessen. (Mannelijke verschijningsvorm: Klaquenesser / vrouwelijke verschijningsvorm: Klaquenesse)

De geniale Valkstrom was in staat om de Klaquenessen op bestelling en op maat af te leveren. Van gewoon tot extreem, wat de klant wilde kreeg de klant. “Lust in elke verpakking” was dan ook de slogan van Valkstrom, die overigens kort na het opzetten van deze onderneming aan een hartstilstand door oververmoeidheid stierf.

Gedurende de jaren hebben de Klaquenessen zich ontwikkeld tot een zelfstandig volk. Ze zijn eigenaar van de planeet ‘Klaquenes’ en ontwerpen en maken zelf (op verzoek) nieuwe Klaquenessen aan. ‘Klaquenes’ is inmiddels een van de rijkste planeten uit deze gids. Na enkele nare ervaringen maken de Klaquenessen gebruik van de diensten van ‘Earth Defense’ kloon-soldaten ter bescherming van hun planeet en hun persoon.

Een bezoek aan deze planeet is mogelijk. Voorwaarden zijn:
– Voldoende vermogen
– Voldoende vermogen
– Voldoende vermogen
Indien u niet aan deze voorwaarden voldoet zal u niet worden toegelaten.

Opname van deze planeet in onze gids is mede mogelijk gemaakt door:

‘Earth Defense’ – “We Kill it our way!”
‘Klaquenes’ – “We do it your way, all the way, anyway!”

Muridae Ferro

zaterdag, juli 14th, 2007

Ik wil vertellen van Dagtar de ruimtejutter maar niemand luistert. Deze kroeg stinkt en niemand leent mij één van zijn drie oren om mijn hart aan uit te storten. Dagtar, die met zijn schip op de rand van het heelal niets anders deed dan wachten op wat op hem af dreef. Oude satellieten, kapotgeschoten wrakken, schepen waarvan de bemanning massaal gestorven was. Dagtar enterde alles, stripte de boel en duwde de resten desnoods zelf de rand over. Favoriet bij Dagtar, net zoals bij alle ruimtejutters, waren de ruimtelijken van de Vløch. De Vløch waren een rijk volk dat geloofde dat geluk over de rand lag. Daarom stuurden ze hun doden, voorzien van alle rijkdom, in capsules richting de rand. Als ruimtejutter kon je een jaar lang leven van één capsule, de rest was dan winst. Helaas stierf er maar één Vløch per 100 jaar…

Barman schenk mij nog eens in, van die Anebische room en ach wat, laat ik eens gek doen: een schoteltje ferroblokjes zonder gaten. Kan er ook een raam open? Wiens oor is dit? Het is groot genoeg, laat mij praten.

Dagtar, de ruimtejutter, keek niet op een ruimteleven, ruimtewezen minder of meer. Zo sneuvelde eens een beeldschone Klaquenesse, als enige overgebleven op een schip. Haar technieken konden haar niet redden en nadat hij genoten had was een uitgeschoten nagel voldoende. Die doorboorde één van haar vijf harten dat lag achter haar vierde borst. Een borst die daarvoor nog gekoesterd was. Dagtar was geen fijne man.

Ach u kent mij niet? Muridae Ferro, zo heet ik, wij allemaal. Wij zijn met velen op een schip naar de rand gevaren. Gedreven eigenlijk. Want alhoewel het schip van kunststof was, was de motor van metalen.

Zo kwam het dat Dagtar ons vond, we waren echt met duizenden. Nog voor de sluis volledig aangekoppeld was waren de eersten al bij hem aan boord, bijna stervend van de honger. Toen begon het grote moorden. Maar we moesten wel, gedreven door al dat mooie metaal. Duizenden van ons zijn gestorven tot ik alleen nog over was. En Dagtar… in een schamele capsule.

Barman, nog een schaaltje ferroblokjes graag! Zeg oor, je luistert toch nog wel?

Net voordat we rand passeerden kwam er een Vløch-schip langs. Zo’n ruimtejutterjager. Dagtar werd uit zijn capsule gehaald en ik heb mij aan boord verborgen. De Vløch kenden geen mededogen en Dagtar werd opgeblazen en leeggepompt. Zijn gele vel werd aan de muur gehangen naast een bordje met zijn hoofd. Voor de zekerheid ben ik wat stiller gaan knagen. Zo kwam ik hier zonder mezelf te verliezen.

Ik zie u lachen, merk dat u mij niet geloofd. Kijk hier jij oor, ik ben niet dronken! Hier in deze ruimtekrant. “S.S. ‘Alpha I Top’ geheel opgevroten” en “Dagtar de ruimtejutter verliest zijn kop!”

Met beer op de bus

dinsdag, juni 26th, 2007

Ik zag hem al bij het instappen. Onder de arm van een mevrouw. De mevrouw kon ik niet goed inschatten. Wie staat er dan ook op het busstation met een toch wel grote beer onder haar arm? Die mevrouw dus! Ze wachte tot iedereen naar binnen was en stapte ook in. Ik had inmiddels een plekje gevonden achter de buschauffeur op zo’n “tegen-over-elkaar-zit”-bankje. Lekker ruimte voor mijn benen zolang het het niet al te druk werd.

Ik zal het waarschijnlijk wel aantrekken maar de mevrouw met de beer ging schuin tegenover mij zitten. Beer kreeg de plek tegenover mij en de bus vertrok. Ik keek de beer aan, beer keek terug. Ik vroeg mij af of ik over het weer zou beginnen of dat ik zou vragen of ik misschien een foto van hem mocht nemen. “Hem” want iedereen weet natuurlijk dat grote bruine beren van stof per definitie mannetjes zijn. Net als elke andere teddybeer trouwens! Zelfs die met een rokje aan.

Het was echt een grote beer. Zo groot als een kind van een jaar of zes. Een donkerbruine lusjes beer met zwarte vilten zolen, zwarte vilten neus en zwarte ogen. Hij stond niet bol van de vulling, een beetje slappe beer. Een echte knuffelbeer. Na een poosje bedacht ik dat dit waarschijnlijk een echte “self-made” beer was. Wat moest een volwassen vrouw in de bus met een beer? Ik durfde het niet te vragen, was bang voor een droef verhaal over een verloren dochter of een romantisch verhaal over hoe ze hem gekregen had van haar lieve vriend. En zo zat ik tegenover beer. Ik keek beer aan, beer keek terug.

Paf! Een grote elleboog kwam neer op het achterhoofd van beer. Ik schrok. Dit was zeker niet de moeder van beer! Die zou dat nooit doen. Beer zat plotseling met zijn neus op zijn knieen en een elleboog in zijn nek. De vrouw ondersteunde haar hoofd en deed haar ogen dicht. Zij gaf niks om beer! Beer was niet meer dan een ding voor haar. Ze was misschien de grote boze stiefmoeder van beer. Niets was meer over van de vrolijke beer die mij aan had zitten kijken. Nee, het was nu een heel, heel zielige beer. Ik keek naar beer, beer keek naar zijn grote teen.

De boze stiefmoeder ging verzitten, een knijpende arm om beer heen. Niet liefhebbend teder, nee, puur om zichzelf te ondersteunen. Beer zat rechtop maar gelukkig was hij niet meer. Bij de volgende halte werd het druk. Beer werd zonder verdere plichtpleging achterin het bagagerek bij de buschauffeur gedumpt. Daar lag hij. Zijn linkerbeen naast zijn linkeroor, zijn neus richting het gangpad, verfromfraaid. Ik wilde niet meer naar beer kijken. De berenmishandelaarster was opgeschoven naar tegenover mij. Zat onderuitgezakt met haar ogen dicht. Een zak lappen.

En alles in mij schreeuwde: “Terug die beer!”

beer

Twee regels die maar niet meer willen worden

zondag, juni 24th, 2007

“Ik proef op mijn lippen
de smaak van chocola”

Zeggen ze dan genoeg?

Bijpassend muziekje op zondag