Het is druk in de bus. Druk maar stil. Iedereen moe, geen mobieltje dat gaat. Rust. Zijn voeten doen zeer. Zijn ogen zijn moe. Voorin de bus, de plek waar je tegenover elkaar kunt zitten. Het gejengel is uit zijn oren en de ogen zijn toe. Rust… benen languit want niemand is komen zitten. Slechts als de bus stopt bij een volgende halte kijkt hij even op. Wie komt er binnen? Een man met leren tas, vierkant met schouderband, beige half-lange jas met cappuchon zoekt een plekje en gaat schuin tegenover hem zitten. Automatisch schikt hij zijn benen een beetje als de man zijn tas en een plastic tas naast zich zet. Moe… hij sluit zijn ogen weer en verdwijnt in de stilte.
KRAK! Opeens heeft de man een appel in zijn hand. Een rood-gele. KREK! O-mijn-god! Het is een breker!!! Zo iemand die alleen zijn tanden in de appel zet en er met een polsdraai een stuk afbreekt. Afbreekt en vervolgens er flink op los tjompt. Nee, he… hij voelt zich zelf met zijn ogen dicht inzoomen op het geluid. Neeeee!
De rust is weg. In zijn hoofd wordt elk knaaggeluid honderd maal uitvergroot. De man krijgt grote oren en voortanden, zelf heeft hij opeens een groot jachtgeweer… BAM, recht tussen de ogen! Hagel en een hoop bloed. Of pakt hij de man op… verhangt hem aan zo’n lus om je aan vast te houden… de appel rolt van voor naar achter door de bus… De tijd verstrijkt terwijl de man een tiental verschrikkelijke doden sterft.
Klokhuis. Wat zou de man er mee doen? In een zakje? Of heeft de man het zo getimed dat hij ermee uitstapt? Voorzichtig opent hij zijn ogen, iets wat hij nooit had moeten doen… In de hand van de man een half klokhuis dat richting de mond gaat, wat rest is slechts een stokje met een beetje geel. Een klein vlokje geel dat nog wordt afgekloven.
Hij sluit zijn ogen en zucht, soms kan reizen met het openbaar vervoer een echte nachtmerrie zijn!